“Ik voel dat ik patronen mag doorbreken. Het is tijd dat ik dingen los ga laten. Wil jij me daarbij helpen?”
We gaan in gesprek, ik maak een genogram, een schematische weergave van de generaties in een familie. Hierin is al vaak een patroon te ontdekken. In deze familie is sprake van incest, zelfmoord en borderline. Ze voelt zich in veel situaties niet gezien of gehoord en de onzekerheid steekt dan de kop op, waardoor ze zich heel klein voelt.
We gaan de familie opstellen op tafel. Ze kiest voor zichzelf het superman-poppetje: zij is degene die altijd de ander helpt, ook al moet ze zichzelf daarvoor volledig wegcijferen. Zij is diegene die alle ballen in de lucht houdt. Haar man staat rechts voor haar en de kinderen links achter haar. Haar zus, moeder en oma zet ze links voor haar op de hoek van het bureau. Daarbij zet ze een rode ridder, welke staat voor het trauma of de heftige gebeurtenis.
Ik stel wat vragen en de poppetjes verschuiven gaandeweg naar hun plek. Haar kinderen voor haar, haar man naast haar. Ze kijkt ernaar, in stilte. Dan zegt ze: “Mijn moeder heeft mij altijd van mijn plek gedrukt. Als ik op een sport ging, ging zij ook op die sport. Zij eiste dan alle aandacht op en voelde ik me heel onzeker en klein!”.
Ik laat haar nog een keer kijken naar wat op tafel staat. “Wanneer pak jij je eigen plek?”, vraag ik haar. Ze plaatst een ring om haar poppetje. Voor haar eigen plek, rust en ruimte. En ze plaatst haar zus, moeder en oma naar de andere hoek van het bureau, achter haar, tegen de muur aan.
Ze stonden letterlijk tussen haar poppetje en haarzelf (bij mij in de stoel) in. Nu pakt ze haar eigen plek en ze zegt met een zucht: “Zo, dit geeft rust!”.